Ralston - Carwreck conversations ****½ (CD-Baby)
Zelden zo overdonderd geweest door een debuutplaat als door “Carwreck Conversations” van Ralston Bowles. Wat deze jongeman uit Grand Rapids, Michigan op zijn visitekaartje presteert, is alleen heel groten gegeven. In een productie van Marvin Etzioni – ook de man achter Grey DeLisle – en in het gezelschap van ondermeer ook Eric Heywood (Son Volt, Rusty Truck / pedal steel), Danny McGough en David Raven (Shivaree / resp. keyboards en drums) en Lowen & Navarro (gastvocalen) laat deze voormalige finalist van de prestigieuze liedjeswedstrijd op het jaarlijkse Kerrville Folk Festival je van de ene verrassing in de andere vallen. Vooral de flair, waarmee hij met woorden omspringt grenst aan het ongelooflijke. Zijn teksten zijn tegelijk zeer toegankelijk en herkenbaar en toch ook poëtisch en spitsvondig. Een combinatie die lang niet altijd even voor de hand liggend blijkt als dat hier het geval is. In een verstilde (Americana)versie van Mark Heards “What Kind Of Friend”, de opener en enige cover van de plaat, trekt hij zo elke vriendschap van in den beginne in twijfel, ook die van zichzelf. “You Already Knew That”, een knappe trage rootsrocker met lekker twangy gitaarwerk, waaraan het album ook zijn titel ontleende, draait rond “Carwreck Conversations”, gesprekken die onafwendbaar het einde van een relatie inluiden. En de ingetogen folk rocker “What About Me”, waarin pas echt goed opvalt hoe sterk die berookte stem van Bowles wel is – een soort van jonge Dave Alvin - , heeft als thema de twijfel voor de eerste stappen in de liefde. Via de puntige roots/folk rock van “Everybody But You” (over afgewezen worden), “James Dean” (over de hoop op een snelle dood als het zover is) en “Being Young” (over zijn afgrijzen voor generatieconflicten) belanden we bij “Fragile”, een droom van een ballad, te situeren ergens tussen pakweg een Bruce Springsteen en een Rod Picott en zowat het ultieme excuus voor alle aangedaan leed. Schitterend zijn voorts ook nog “Grace”, door de inzet van respectievelijk een mandoline en een harmonica veruit het meest rootsgetinte nummer hier, en afsluiter “Draper”. Dat laatste rockertje is niet alleen de absolute climax van een op zich al bijzonder knap album, het biedt ook een verrassend inzicht in Bowles’ kijk op het leven.
3 maart 2005