Drive-by Truckers - The dirty south **½
Het vorige album van DBT was een nogal afwisselend album met enkele zeer goede songs. Deze nieuwe cd is niet anders. Ze heeft alle kenmerken van een DBT plaat: ze zit in een digipack, heeft een knap artwork en zit met de muziek in het zompige zuiden. De invloeden van Southern rockgroepen en ZZ Top is zeker van toepassing. Voor deze zesde trokken ze voor de afwerking naar de legendarische Muscle Shoal studio’s in thuisbasis Alabama. Het is een zeer donkere plaat geworden (de hoes geeft een goed idee) vol uitzichtloze situaties en drop-outs die op de rand van de maatschappij leven. Wat wel opvalt op deze cd is dat de leider van de bende Patterson Hood (die onlangs een soloplaat uitbracht) verantwoordelijk is voor de minst goede songs. Ik weet niet waar dit op moet wijzen, maar op The Dirty south komt het beste werk van de bij de vorige plaat toegetreden jonge gitarist Jason Isbell en de derde gitarist Mike Cooley. Deze laatste schreef de beste song van de plaat, Carl Perkins Cadillac, handelend over deze beroemde wagen en het bedrog in de platenwereld en gestoken in een leuk rootsrock muziekje. Verdere uitschieters zijn het rockende John Henry Died, het in The Band stijl gegoten drugsepos Danko/Manuel. Ook zeer aan deze groep schatplichtig is de afsluiter Goddamn Lonely Love. Beide nummers zijn afkomstig van Isbell, die blijkbaar naar de goede voorbeelden heeft geluisterd. Het verschil is dat de zes songs van Patterson Hood een melodie ontberen en allen op zeer zwaar gitaargebeuk steunen, terwijl de andere subtieler zijn. Meestal trager van tempo hoewel het aan ZZ Top schatplichtige Where The Devil Don’t Stay bewijst dat ze de gitaren toch spannend kunnen laten klinken. Jammer is dat naar het einde de plaat een beetje begint voort te kabbelen. Weer een gemiste kans. Misschien moeten we de hype rond deze band wat verminderen zodat ze in alle rust een echt goede plaat kunnen maken.
19 november 2004