Dire Straits

Britse megagroep rond het uit duizenden herkenbare gitaargeluid van Mark Knopfler, die vanaf '77 zijn status van vernieuwend gitaartalent langzaam maar zeker ziet veranderen in die van multi-miljonair en directeur van de logge Dire Straits BV. De geschiedenis van Dire Straits begint in ieder geval zonnig als de groep in de zomer van '77 te Londen als The Cafe Racers wordt opgericht door Mark en broer David Knopfler (gitaar). Verder bestaat de formatie dan uit hun vrienden John Illsley en Pick Withers (drums). Mark, voorheen onder meer werkzaam als journalist en onderwijzer, speelt van jongs af met zijn broer en zit in diverse r&b-bands. Op basis van een door BBC-discjockey Charlie Gillett gedraaide demotape krijgt de inmiddels tot Dire Straits omgedoopte band een contract voor zeven platen bij Phonogram. Hoewel hun stijl afwijkend en laidback is en Mark af en toe zingt als Bob Dylan en gitaar speelt als J.J. Cale, wordt de groep door haar simpele, verfrissende uitstraling met name in Nederland binnengehaald als een exponent van de dan heersende punk/new wave-explosie. Sultans Of Swing wordt dan ook allereerst in Nederland een hit en ook het met subtiel gitaarspel en stemmige popsongs gevulde "DIRE STRAITS" wordt hier goud. Daarna viert de groep triomfen in de Verenigde Staten, waar ze ontvangen wordt als een zeer muzikaal onderlegde new wave-band. Ondertussen is ook het moederland tot het inzicht gekomen dat Dire Straits de moeite waard moet zijn. Nadat Mark Knopfler in het voorjaar van '79 samen met Withers een muzikaal leeuwendeel heeft geleverd aan het in mei uitkomende Bob Dylan-album Slow Train Coming (zie BOB DYLAN), neemt de groep op de Bahama's met o.a. Jerry Wexler als producer "COMMUNIQUÉ" op, een album dat al meer een eenheid in sfeer vormt, al zijn de songs misschien niet allemaal even sterk. De nieuwe, sterk beeldend geschreven songs op "MAKING MOVIES" komen tot stand in samenwerking met E Street Band-pianist Roy Bittan en de met assistentie van producer Jimmy Iovine in New York opgenomen plaat laat een veel directer en robuuster klinkende Dire Straits horen. Tijdens de opnamen verlaat David wegens muzikale meningsverschillen de band, om zich op een solocarrière toe te leggen. Broer Mark, inmiddels in de ban van het werken en arrangeren met toetsen, vervangt hem door de Californische, maar al geruime tijd in Engeland woonachtige gitarist Hal Lindes en Alan Clark (orgel, clavinet en synthesizers). Daarnaast raakt de groep zijdelings betrokken bij drie verschillende filmprojecten, die losjes zijn gebaseerd op "MAKING MOVIES", en krijgt Knopfler diverse aanbiedingen voor het componeren van soundtracks, hetgeen uiteindelijk resulteert in "LOCAL HERO", "CAL", "THE PRINCESS BRIDE" en "LAST EXIT TO BROOKLYN" en de compilatie "SCREENPLAYING". Optredens laten horen dat het subtiele en charmante orkestje van weleer verwisseld is voor een grootser en solide klinkende rockformatie. Het opvallendst aan "LOVE OVER GOLD" is dat de stukken langer uitgesponnen zijn en de nadruk meer ligt op sfeertekening. Met het daarvan afkomstige Private Investigations scoren ze hun eerste Nederlandse nummer 1-hit en is de definitieve doorbraak naar een breed publiek een feit, ondersteund door het tevens op video geregistreerde dubbele live-album "ALCHEMY". Terwijl John Illsley met "NEVER TOLD A SOUL" een solopoging doet die weinig toevoegt aan het Dire Straits-stramien, legt Mark zich toe op productiewerk en bezorgt hij en passant Tina Turner een wereldhit met zijn Private Dancer. Met "BROTHERS IN ARMS" blijkt dat artistieke vooruitgang volledig plaats heeft gemaakt voor (geluids)technische perfectie. Hal Lindes vertrekt en de groep zal voorlopig per project een beroep doen op gastmuzikanten. Tevens sluiten ze een miljoenencontract af met Philips Compact Disc; Dire Straits is lange tijd 's werelds best verkochte CD-act. Begin '86 ontvangt Dire Straits een Grammy voor de single Money For Nothing. In de periode die daarop volgt, stort Mark Knopfler zich volledig op het produceren van, en het figureren op, andermans werk en laat hij zich in interviews ontvallen dat het niet zeker is of er ooit weer een album van Dire Straits zal verschijnen. In '90 neemt Knopfler samen met toetsenist Guy Fletcher en de gitaristen Steve Phillips en Brendan Croker onder de naam The Notting Hillbillies een persiflage op The Traveling Wilburys op. "MISSING....PRESUMED HAVING A GOOD TIME" bevat een sterke mengeling van Amerikaanse folk, blues en country. Niet veel later volgt een project van Knopfler en gitaarlegende Chet Atkins, dat resulteert in "NECK AND NECK", een redelijk geslaagde plaat vol 'laidback' muziek, zonder veel stuntwerk. Tot ieders grote verrassing duiken de Dire Straits eind '90 toch weer de studio in. Augustus '91 komt de single Calling Elvis uit, een maand later verschijnt "ON EVERY STREET". Het blijkt wederom een tot in de kleinste details verzorgde plaat. Maar ondanks de uitgebalanceerde productie kent de CD volgens het gros der kritiek een te cleane sound en een schrijnend gebrek aan emotie. De nummers kiezen een weg tussen wisselend country, folk, blues en pop, de teksten zijn meer direct. Verkopen stijgen wederom tot ongekende hoogten, mede aangespoord door de hitsingles Calling Elvis en Heavy Fuel. "ON THE NIGHT" is uittreksel van de onvermijdelijke toer met opnames uit Nîmes en Rotterdam, en gaat in een beperkte oplage vergezeld van de - extra te betalen! - bonus-mini-CD Encores. "LIVE AT THE BBC" bevat eerlijke live-opnames van de BBC, zeven nummers uit '78 en een uit '81. Daarop valt goed te horen, dat de teloorgang van de groep eigenlijk al na drie jaar een feit is. Zonder de druk en verplichtingen van zijn populaire werkgever, stort Knopfler zich in '95 samen met onder andere Vince Gill, Sonny Landreth en Guy Fletcher op de opnames van "GOLDEN HEART", zijn eerste echte solo-CD. De plaat bevat een wat grillige, maar oprechte mix vol keltische en country-invloeden. In '97 schrijft Knopfler de score voor de film Metroland en werkt in twee afzonderlijke studiosessies aan een vervolg op "GOLDEN HEART".

Terug naar Hoofdindex